B 2324-0402 Lezingen 4 februari 2024 (5e zondag van het jaar)

Bijbelkennis

1e Lezing; Job 7, 1-4.6-7

1 Moet een mens niet zwoegen op aarde, dagen maken van een dagloner?  

2 Hij snakt naar schaduw, ziet verlangend uit naar betaling.  

3 Zo ken ook ik vruchteloze maanden en nachtenlang van getob.  

4 ‘s Avonds denk ik: ‘wanneer wordt het morgen?’ ‘s morgens: ‘wanneer wordt het avond?’ en zolang het licht is ben ik ziek van onrust.

en

6 Mijn dagen verschieten sneller dan een weversspoel, ze lopen af, de draad is ten einde.  

7 God, bedenk toch: niet meer dan een zucht is mijn leven, ik zal nooit geen geluk meer zien.


Psalm 147

1 Godlof! Een psalm voor onze God: dat is vreugde, dat is feest: wel voegt ons een loflied 

2 voor de Heer, die Jeruzalem herbouwt, de verdrevenen Israëls bijeenbrengt;  

3 die geneest de gebrokenen van hart, die wil verbinden hun wonden. 

4 Hij bepaalt het getal van de sterren; Hij roept ze op: alle met name.  

5 Groot is Hij, onze Heer, oppermachtig; zijn inzicht is ongemeten.  

6 De ootmoedigen schraagt Hij, de Heer, doet de bozen bukken ter aarde.  

7 Zet het danklied dan in voor de Heer, psalmzingt onze God bij de cither:  

8 Hem die hult de hemel in wolken, die maakt dat het regent op aarde, die het gras op de bergen doet kiemen;  

9 die de honger stilt van de dieren, van het ravenjong dat om voer schreeuwt.  

10 Hem bekoort niet de kracht van het strijdros, niet behaagt Hem de gang van de voetknecht:  

11 die Hem vrezen behagen de Heer, die op zijn goedgunstigheid hopen.  

12 Roem, Jeruzalem, de Heer, prijs, o Sion, uw God:  

13 Hij versterkt de sluitbalk uwer poorten, zegent in uw midden uw zonen.  

14 Hij die vrede schept in uw gebied, u verzadigt met kostelijke tarwe;  

15 die zijn aanzegging zendt naar de aarde, – hoe haastig rept zich zijn woord  

16 de sneeuwvlokken laat dalen als wol, de rijp strooit als dwarrelende as;  

17 die als scherven zijn ijzel doet vallen. Wie kan voor zijn koude bestaan?  

18 Zijn bevel zendt Hij en de dooi komt, zendt de wind uit – de wateren vloeien.  

19 Jakob heeft Hij zijn woorden onthuld, Israël het bestel van zijn wetten.  

20 Nooit deed Hij aldus aan een volk. Zijn bestel is anderen verborgen. Godlof! 


2e lezing: 1 Korintiërs 9,16-19.22-23

16 Dat ik het evangelie predik, is voor mij geen reden om te roemen: ik kan niet anders. Wee mij, als ik het evangelie niet verkondig!  

17 Deed ik het uit eigen beweging, dan had ik recht op loon; maar zo is het niet, het is een taak die mij is toevertrouwd.  

18 Wat is dan mijn verdienste? Dat ik het evangelie kosteloos verkondig en geen gebruik maak van het recht, aan de prediking verbonden.  

19 Van allen onafhankelijk, heb ik mij de slaaf van allen gemaakt, om er zoveel mogelijk voor Christus te winnen.


Evangelie: Marcus 1, 29-39

GENEZING VAN PETRUS’ SCHOONMOEDER
29 Zodra Hij uit de synagoge kwam, ging Hij met Jakobus en Johannes naar het huis van Simon en Andreas.  

30 De schoonmoeder van Simon lag met koorts te bed; zij spraken Hem aanstonds over haar.  

31 Hij ging naar haar toe, pakte ze bij de hand en deed haar opstaan: zij werd vrij van koorts en bediende hen.  

32 In de avond, na zonsondergang, bracht men allen die lijdend of bezeten waren bij Hem.  

33 Heel de stad stroomde voor de deur samen.  

34 Velen die aan allerhande ziekten leden, genas Hij en Hij dreef tal van geesten uit, maar Hij liet niet toe dat de boze geesten spraken, omdat zij Hem kenden. 

TOCHT DOOR GALILEA
35 Vroeg, nog diep in de nacht, stond Hij op, ging naar buiten en begaf zich naar een eenzame plaats, waar Hij bleef bidden.  

36 Simon en zijn metgezellen kwamen Hem achterop  

37 en toen ze Hem gevonden hadden, zeiden ze: ‘Iedereen zoekt U.’  

38 Hij antwoordde hun: ‘Laten we ergens anders heen gaan, naar de dorpen in de omtrek, opdat Ik ook daar kan prediken. Daartoe ben Ik immers uitgegaan.’  

39 Hij trok door heel Galilea, predikte in hun synagogen en dreef de boze geesten uit.