1e Lezing: Jesaja 35,4-7a
4 Zegt tot allen die radeloos zijn: `Houdt moed, weest niet bang, hier is uw God, Hij brengt de wraak mee, de goddelijke vergelding, Hij brengt u redding.’
5 Dan worden de ogen van de blinden ontsloten en de oren van de doven geopend.
6 Dan danst de kreupele als een hert en juicht de tong van de stomme. En water welt op in de woestijn, rivieren in het dorre land.
7 Het verschroeide land wordt een meer, de dorstige grond een waterrijke fontein. Op de plaats waar jakhalzen lagen, groeien dan riet en papyrus.
Psalm 146:
1 Godlof! Loof, mijn ziel, de Heer!
2 Een loflied voor de Heer, heel mijn leven, een psalm, tot het laatst voor mijn God.
3 Zoekt het niet bij de groten der aarde, bij een mensenkind dat u niet uitredt;
4 wijkt zijn adem, hij wordt weer tot aarde: op die dag zijn zijn plannen voorbij.
5 Gelukkig wien Jakobs God bijstaat, wiens hoop op de Heer is, zijn God;
6 die geschapen heeft hemel en aarde, de zee en al wat daarin is, die tot in eeuwigheid trouw houdt.
7 Hij die recht doet aan de verdrukten, brood geeft aan wie hongerig zijn. De Heer, die de geboeiden bevrijdt,
8 de Heer, die de blinden weer zien doet, de Heer die opricht de gekromden, de Heer heeft de rechtvaardigen lief;
9 de Heer waakt over de vreemdeling en houdt staande weduwe en wees. Maar de wandel der bozen verstoort Hij.
10 De Heer heerst tot in eeuwigheid, uw God, Sion, geslacht op geslacht. Godlof!
2e Lezing: Jacobus. 2,1-5
EERBIED VOOR DE ARMEN
1 Broeders, gij die gelooft in onze Heer Jezus Christus, de Heer der heerlijkheid, verbindt dit geloof toch niet met partijdigheid en vleierij.
2 Ik bedoel dit: veronderstel, er treedt in uw samenkomst een man binnen, keurig gekleed en met gouden ringen aan zijn vingers, en tegelijkertijd komt er ook een arme aan in schamele kleren;
3 als gij nu opziet tegen de rijkgeklede man en hem een ereplaats aanbiedt, terwijl gij tegen de arme zegt: ‘Blijf daar maar staan,’ of: ‘Ga hier op de grond zitten, bij mijn voetbank’,
4 maakt ge u dan niet schuldig aan een kwaadaardig soort discriminatie?
5 Luistert, lieve broeders: God heeft de armen naar de wereld uitverkoren om rijk te zijn in het geloof en erfgenamen van het koninkrijk dat Hij beloofd heeft aan wie Hem liefhebben.
Evangelie: Mc. 7,31-37 (Ziekenzondag)
STOMMEN SPREKEN
31 Weer uit de streek van Tyrus vertrokken, begaf Hij zich over Sidon naar het meer van Galilea, midden in de streek van Dekapolis.
32 Men bracht een dove bij Hem, die ook moeilijk kon spreken en smeekte Hem dat Hij deze de hand zou opleggen.
33 Jezus nam hem terzijde buiten de kring van het volk, stak hem de vingers in de oren en raakte zijn tong met speeksel aan.
34 Vervolgens sloeg Hij zijn ogen ten hemel op, zuchtte en sprak tot hem: “Effeta”, wat betekent: Ga open.
35 Terstond gingen zijn oren open en werd de band van zijn tong losgemaakt, zodat hij normaal sprak.
36 Hij verbood hun het aan iemand te zeggen; maar met hoe meer nadruk Hij dat verbood, des te luider verkondigden zij het.
37 Buiten zichzelf van verbazing riepen zij uit: “Hij heeft alles wel gedaan, Hij laat doven horen en stommen spreken.”