1e Lening: Handelingen 1, 15-17.20a.20c-26
15 In die dagen stond Petrus op te midden van de broeders – er was een groep van ongeveer honderdtwintig personen bijeen – en sprak:
16 “Mannen broeders, het Schriftwoord moest in vervulling gaan, dat de heilige Geest door de mond van David tevoren gesproken heeft over Judas, die de gids is geworden van hen die Jezus gevangennamen.
17 Hij behoorde tot ons getal en had aan dit dienstwerk zijn deel gekregen.
20 Er staat immers geschreven in het boek der psalmen: Zijn woonplaats worde een woestenij en niemand wone er meer *** en ook: Een ander neme zijn ambt over.
21 Dus moet een van de mannen die tot ons gezelschap behoorden gedurende de tijd dat de Heer Jezus onder ons verkeerde,
22 vanaf het doopsel van Johannes tot de dag, waarop Hij van ons werd weggenomen, met ons een getuige worden van zijn verrijzenis.”
23 Men stelde er twee voor: Jozef ook Barsabbas geheten, bijgenaamd Justus, en Mattias.
24 Toen baden zij als volgt: “Gij Heer, die aller harten kent, wijs degene aan die Gij van deze twee hebt uitverkoren
25 om de plaats te bezetten in dit dienstwerk en apostelambt, waaraan Judas ontrouw werd om heen te gaan naar zijn eigen plaats.”
26 Toen liet men hen loten en het lot viel op Mattias. Hij werd toegevoegd aan de groep van de elf apostelen.
Psalm: 103
2e Lezing: 1 Johannes 4, 11-16
Evangelie: Johannes 17, 11b-19 (Wereldcommunicatiedag)
11 Ik blijf niet langer in de wereld, zij echter blijven in de wereld, terwijl Ik naar U toe kom. Heilige Vader, bewaar in uw Naam hen die Gij Mij gegeven hebt, opdat zij één mogen zijn zoals Wij.
12 Toen Ik bij hen was, bewaarde Ik in uw Naam hen die Gij Mij hebt gegeven. Ik heb over hen gewaakt en niemand van hen is verloren gegaan, behalve de man des verderfs, want de Schrift moest vervuld worden. 13Maar nu kom Ik naar U toe en nog in de wereld zeg Ik dit, opdat zij mijn vreugde ten volle in zich zouden bezitten.
14 Ik heb hen uw woord meegedeeld, maar de wereld heeft hen gehaat, omdat zij niet van de wereld zijn, zoals Ik niet van de wereld ben.
15 Ik bid niet, dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart voor het kwaad.
16 Zij zijn niet van de wereld, zoals Ik niet van de wereld ben.
17 Wijd hen U toe in de waarheid. Uw woord is waarheid.