B 2324-1802 Lezingen 18 februari 2024 (1e zondag veertigdagentijd)

Bijbelkennis

1e Lezing: Genesis 9, 8-15

8 God zei tot Noach en zijn zonen:  

9 `Nu ga Ik mijn verbond aan met u en met uw nageslacht,  

10 en met alle levende wezens die bij u zijn, met de vogels en de viervoetige dieren, met alle dieren van de aarde die bij u zijn, al wat uit de ark is gekomen, al het gedierte van de aarde.  

11 Ik ga met u een verbond aan, dat nooit meer enig levend wezen door het water van de vloed zal worden uitgeroeid, en dat er zich nooit meer een vloed zal voordoen om de aarde te verwoesten.’  

12 En God zei: `Dit is het teken van het verbond, dat Ik instel tussen Mij en u, en alle levende wezens die bij u zijn, voor alle geslachten.  

13 Ik zet mijn boog in de wolken; die zal het teken zijn van het verbond tussen Mij en de aarde.  

14 Wanneer Ik op de aarde de wolken samenpak en de boog in de wolken zichtbaar wordt,  

15 dan zal Ik denken aan het verbond tussen Mij en u en alle levende wezens, alles wat leven heeft. De wateren zullen nooit meer zwellen tot een vloed om al wat leeft te verdelgen.


Psalm 25

GEBED

1 Van David.
Tot U, Heer, stijgt mijn verlangen.
2 Op U, mijn God, is mijn vertrouwen:
laat mij dan niet worden beschaamd,
laat mijn vijanden niet triomferen;
3 wie op U hoopt wordt nooit beschaamd:
beschaamd wordt wie achteloos ontrouw is.
4 Leer mij, Heer, te onderscheiden uw wegen,
de paden te zien die Gij wijst;
5 onderricht mij, leid mij in uw waarheid,
Gij zijt de God van mijn behoud
u verbeid ik – elke dag weder.
6 Bewaar, Heer, uw erbarmen, uw goedheid:
in de eeuwigheid zijn zij gegrond;
7 wees hetgeen ik misdeed in mijn jeugd,
wees mijn dwalingen niet steeds indachtig,
doch zie in uw ontferming mij aan.
8 De Heer is mild en waarachtig:
Hij toch wijst wie dwalen de weg,
9 leidt ootmoedigen daar waar zijn recht heerst,
leert zijn weg aan wie nederig zijn.
10 Immer blijken de paden des Heren genade en waarheid,
als wij zijn verbond en zijn uitspraken trouw zijn.
11 Heer wil mij – getrouw aan uw naam –
mijn vergrijp, hoe groot ook, vergeven.
12 Geen mens met ontzag voor de Heer,
of die leidt hem wanneer hij zijn weg kiest;
13 en zelf vindt hij de plek van zijn voorspoed,
het land dat zijn nazaten beerven.
14 Het stil gesprek met de Heer is weggelegd
voor wie Hem vrezen:
zo wijdt Hij hen in zijn verbond in.
15 Immer is mijn oog op de Heer,
Hij bevrijdt mijn voeten uit de valstrik.
16 Zie om naar mij, heb ontferming,
want eenzaam ben ik en gekweld.
17 Mijn hart is beklemd – schep mij ruimte,
een uitweg uit wat mij pijnigt;
18 aanzie mijn gekweldheid, mijn nood,
neem het van mij af – al mijn zonden.
19 Zie hoe talrijk mijn vijanden zijn,
met hoe harde haat zij mij haten;
20 behoed mijn leven, bewaar mij,
maak dat ik niet word beschaamd:
bij u mag ik toch beschermd zijn.
21 Laat eenvoud mij geleiden,
oprechtheid: ik blijf U verbeiden, vol hoop.
22 O God, maak Israël vrij
van wat het rondom insluit! 


2e Lezing: 1 Petrus 3, 18-22

18 Ook Christus heeft eens voor al geleden voor de zonden, de rechtvaardige voor de onrechtvaardigen, om u tot God te brengen. Gedood naar het vlees, werd Hij ten leven gewekt naar de Geest.  

19 Zo ging Hij heen en predikte voor de geesten in de kerker,  

20 die eertijds, in de dagen dat Noach de ark bouwde, weerspannig waren geweest, terwijl God in zijn lankmoedigheid geduld oefende. In de ark bleven slechts enkelen, niet meer dan acht personen, behouden te midden van het water.  

21 Dit was een voorafbeelding van het doopwater, waardoor gij nu gered wordt. De doop beoogt niet de verwijdering van lichamelijke onreinheid, maar de verbintenis met God van een goed geweten, krachtens de opstanding van Jezus Christus,  

22 die ten hemel gevaren zetelt aan Gods rechterhand, nadat engelen en machten en krachten aan Hem onderworpen zijn. 


Evangelie: Marcus 1, 12-15

JEZUS IN DE WOESTIJN
12 Terstond dreef de Geest Hem naar de woestijn.  

13 Veertig dagen bracht Hij in de woestijn door, terwijl Hij door de satan op de proef werd gesteld. Hij verbleef bij de wilde dieren en de engelen bewezen Hem hun diensten. 

EERSTE PREDIKING IN GALILEA
14 Nadat Johannes was gevangengenomen, ging Jezus naar Galilea en verkondigde er Gods Blijde Boodschap.  

15 Hij zei: ‘De tijd is vervuld en het Rijk Gods is nabij; bekeert u en gelooft in de Blijde Boodschap.’